Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [18]Juda is een leeuwenwelp! gij zijt van den roof opgeklommen, mijn zoon! Hij kromt zich, hij legt zich neder als een leeuw, en als een oude leeuw; [19]wie zal hem doen opstaan? 18. Dit alles wordt hier gesproken bij gelijkenis, om uit te drukken de tijdelijke heerschappij en macht der nakomelingen van Juda; Richt.1:2; 1 Sam.17:51; 2 Sam.8:12,13, en 1 Kon.9:20, enz; en de eeuwige van den Messias, die uit Juda zou spruiten, Matth.28:18; Luk.1:32,43; Ef.1:20,21. 19. Alsof hij zeide: zijn vijanden zullen hem zozeer vrezen, dat zij hem niet lichtelijk of zonder hun schade tergen zullen.